Out Of Place artefact

‘OOPart’ is een term die de cryptozoöloog Sanderson bedacht als verzamelnaam voor alle gevonden objecten die daar eigenlijk niet behoorden te zijn. OOPart staat voor ‘Out Of Place artefact’ en hebben de vervelende eigenschap om bestaande theorieën en vormen van wetenschap te ondergraven.
(Wat doet een hamer met houten steel in een brok steen dat een datering heeft van 360 tot 408 miljoen jaar oud?).

Cremo zelf verklaart de vondsten vanuit de oude Hindoeïstische Veda’s. Als we de Veda’s mogen geloven bestaat de aarde en de mens al miljoenen jaren en vormen ze een aaneenschakeling van opkomsten en ondergangen van beschavingen. Zo zou het dus kunnen dat we ‘moderne’ artefacten vinden in aardlagen die zeer oud zijn.

Een mooi voorbeeld van een OOPart is het in 1973 gevonden ‘wigvormig object’ Naar verluidt werd het object tijdens graafwerkzaamheden gevonden in Roemenië op twee kilometer van het plaatsje Auid. Het zou op een diepte van 10 meter gelegen hebben en aangezien er ook botresten van prehistorische mastodonten lagen zou het miljoenen jaren oud moeten zijn. Het vreemde is dat het object gemaakt is van aluminium (89%). Vóór 1825 was het gebruik van een dergelijk hoog percentage aluminium ondenkbaar. Wat volgde was een heftig debat waarna de wetenschap het artefact afdeed als ‘fraude’. (U kunt het hier nalezen.)
Maar er duiken vaker vreemde zaken op. Neem bijvoorbeeld de batterijen van Bagdad of de Egyptische Dendara ‘lamp’ (zie hier voor afbeeldingen en tekst) of neem bijvoorbeeld het wonderbaarlijke Antikythera mechanisme. Dergelijke vondsten passen duidelijk niet in het beeld wat wij van de mensen uit de oudheid hebben en zetten de geologie en archeologie op de kop.

Hoe oud zijn OOParts eigenlijk?

Discussies over OOParts worden helaas maar al te vaak gekaapt door creationisten, mensen dus die aan de hand van dergelijk tegendraadse vondsten het Bijbelse idee dat de aarde niet ouder is dan 10.000 jaar menen te kunnen onderbouwen. Voor sommige creationisten was die visie te dogmatisch en ze kwamen met een alternatief, het ‘oudeaardecreationisme’. In die visie zou god de aarde niet geschapen hebben in zeven dagen maar in miljoenen jaren. Er bestaan wat dat betreft nogal wat varianten en er wordt door verschillende groepen naar behoefte om hun theorie te ondersteunen geschoven met data. De wetenschap zelf hanteert zo haar eigen methoden om te dateren, maar ook die zijn maar al te vaak niet zo zuiver als men ons wil doen geloven.Zo is er de methode van de gidsfossielen. Gidsfossielen zijn fossielen die over de hele wereld en – naar men aanneemt – in slechts één soort aardlaag voorkomen. Volgens evolutionisten zijn het overblijfselen van planten of dieren die in een bepaald tijdperk geleefd hebben en daarna zijn uitgestorven. Ze fungeren als maatstaf voor de datering van andere fossielen: “Wanneer in een vreemde formatie een gidsfossiel gevonden wordt, is het gemakkelijk die speciale gesteentelaag te dateren en te correleren met andere afzettingen op verre afstanden, die dezelfde soort bevatten”.

Geochronologen bepalen de leeftijd van de aardlagen door de fossielen die erin gevonden worden, terwijl paleontologen de leeftijd van de fossielen bepalen door de aardlagen waarin zij gevonden worden. Een cirkelredenering waarbij waakzaamheid is geboden.

(De zeekaart van Piri-Reis uit 1513 toont ons Zuid-Amerika en de kustlijn van Antartica zoals deze er zonder ijs uitzag. Kennis die men niet geacht werd te bezitten.)

C14

Met de ontdekking van koolstofdatering (C14-methode) kreeg opeens alles een algemeen geaccepteerde ouderdom. C14 gaat uit van de vervalsnelheid van radioactief koolstof. Er wordt aangenomen dat deze constant is: om de 5730 jaar vervalt de helft C14 tot C12. Op het eerste gezicht heel aannemelijk, echter er zijn problemen, op de eerste plaats omdat dat het monster vervuild kan raken. Soms geven meerder monsters uit dezelfde plaats andere waarden aan. Externe factoren kunnen de vervalsnelheid ook beïnvloeden. Men ging er aanvankelijk ten onrechte vanuit dat de omstandigheden overal en altijd hetzelfde waren.

De wetenschap weet ondertussen dat C14 niet altijd nauwkeurig hoeft te zijn en dus bestaan er inmiddels allerlei correctietechnieken en de discussie over de exacte waarde van dit soort dateringsmethoden is nog volop in gang. Tot overmaat van ramp komt daar bij dat veel ouderdomsbepalingen nog gemaakt zijn met de eerdere ongecorrigeerde techniek, en andere wetenschappers deze items nog steeds als maatstaf gebruiken voor hun nieuwe vondsten.

De uraniummethode

De uranium-loodmethode wordt gebruikt voor bepalingen van hoge ouderdom omdat het radioactieve uranium een kleine vervalsnelheid heeft; radioactief uranium vervalt tot lood met een halveringstijd van 1016 jaar. Ook aan deze methode kleven enkele bezwaren. Net zoals bij de C14-methode is de oorspronkelijke hoeveelheid uranium niet gekend en is het mogelijk dat de vervalsnelheid veranderlijk is geweest. Maar wat meer is, is het feit dat geen enkel systeem in de natuur gesloten is. Enerzijds wordt uranium in een gesteente gemakkelijk door water weggespoeld. Anderzijds neemt gewoon lood gemakkelijk kleine deeltjes (vrije neutronen) op van de omliggende rotsen zodat er een verkeerde waarde kan worden gemeten. Door het wegspoelen van uranium en het veranderen van lood lijkt het dat er veel uranium is uiteengevallen en dat gesteente ouder/jonger is dan men meet.De kaliummethode en de rubidiummethodeDe kalium-argonmethode en de rubidium-strontiummethode worden geijkt op de uranium-loodmethode en zijn dus even onbetrouwbaar. Zo leverde modern vulkanisch gesteente, in 1801 gevormd bij Hawaï, met de kalium-argonmethode een ouderdom op van meer dan 1 miljard jaar. Kortom:- De kalium- en de rubidiummethode zijn geijkt op de uraniummethode.- De uraniummethode is geijkt op de datering met gidsfossielen.- De datering met gidsfossielen is geijkt op de evolutietheorie. Meer lezen over het onderwerp kan bijvoorbeeld hier of hier. OOParts zijn en blijven luizen in de pels van wetenschap en religieuze groeperingen. Het is jammer dat door arrogantie veel opmerkelijke vondsten verdrukt, genegeerd of juist voor eigen ideologie gebruikt worden. Daarmee gaat men voorbij aan een unieke kans om wat licht te schijnen op ons toch al zo duistere verleden.